Bijwerking melden?
Neem dan contact met ons op via:
[email protected]
Selectieve B-celdepletie aan de hand van monoklonale antilichamen die selectief zijn gericht tegen CD20 is een veelbelovende nieuwe behandeling bij MS gebleken. De hoge effectiviteit ervan is bovendien een empirische bevestiging van de centrale rol van B-cellen bij de pathogenese van MS. Hoe de effectiviteit van B-celdepletie bij MS behaald wordt is echter nog niet precies verklaard.
CD (cluster of differentiation)-moleculen zijn een onderdeel van een groep van oppervlaktemoleculen die tot expressie komen op cellen van het afweersysteem. Veelal spelen CD-moleculen een sleutelrol bij de communicatie tussen cellen, maar in sommige gevallen kunnen ze ook betrokken zijn bij andere processen, zoals celadhesie. Het zijn essentiële markers voor de fenotypering van leukocyten en bepaalde categorieën lymfocyten. CD20 is een oppervlaktemolecuul dat in verschillende ontwikkelingsstadia van de B-cel tot expressie komt: vanaf het stadium van de late pre-B-cel tot dat van plasmablast; de vroege plasmacel en de geheugen B-cel. CD20 speelt een belangrijke functionele rol bij de activering, proliferatie en differentiatie van B-cellen.
Tegen B-cellen gerichte behandeling van MS is sterk tot ontwikkeling aan het komen, sinds is onderkend dat depletie van CD20-positieve (CD20+) B-cellen in de circulatie gunstige effecten heeft op klinische en beeldvormende parameters.9 Deze behandeling beïnvloedt alle eerdergenoemde pathogene mechanismen van B-cellen, zowel bij MS als bij een veelgebruikt diermodel voor MS: experimentele autoimmuun-encefalomyelitis (EAE). Tevens is met name uit de off-label behandeling van MS met rituximab, een chimeer anti-CD20 antilichaam, bewijs gekomen dat de B-cel in de periferie een belangrijke rol speelt als APC.19,20 Let wel, in het CZS heeft de plasmacel wel degelijk een belangrijke rol als antilichaam producerende cel.
Momenteel zijn in Europa twee monoclonale anti-CD20 antilichamen beschikbaar voor de behandeling van MS; het volledig humane antilichaam ofatumumab (s.c.) en het gehumaniseerde antilichaam ocrelizumab (i.v.).42, 43 Tegen CD20 gerichte monoklonale antilichamen binden aan het CD20-oppervlakte-eiwit. Ze veroorzaken in de perifere circulatie, het beenmerg, de milt en de perifere lymfeklieren selectieve depletie van CD20+ B-cellen: dat zijn pre-B-cellen, volgroeide B-cellen en memory B-cellen. Hematopoëtische stamcellen in het beenmerg en antilichaam-producerende plasmacellen blijven buiten schot.
Door anti-CD20-therapie gemedieerde B-celdepletie wordt volgens de laatste inzichten geïnduceerd door vier mechanismen:
Meer hierover vindt u op de pagina over monoclonale antilichamen.
Antilichamen tegen CD20 onderdrukken de inflammatoire ziekteactiviteit in hoge mate en worden gezien als een belangrijke nieuwe stap voorwaarts bij de behandeling van MS. Opvallend is dat deze therapeutische benadering niet alleen effectief is bij RRMS, maar ook bescherming lijkt te bieden tegen het verergeren van beperkingen bij PPMS.
Steeds duidelijker wordt dat B-cellen een centrale rol spelen bij het werkingsmechanisme van MS-medicijnen. De meeste bestaande behandelingen voor RRMS zijn oorspronkelijk ontworpen om T-cellen te targetten, maar van de meeste hiervan is inmiddels duidelijk dat ze daarnaast ook B-cellen als target hebben.11 Enkele voorbeelden hiervan binnen het huidige behandellandschap van MS zijn:
Adapted from Li et al., Nature Immunol 2018
Met dank aan:
Joost Smolders, Marvin van Luijn, Erasmus Medisch Centrum.
Heeft u vragen aan de redactie?
Stuur een mail naar [email protected]